Sturing bij nationaal onderzoek & innovatiebeleid

Negen Europese landen waaronder Nederland hebben geparticipeerd in het VISION Era-Net project. Doel van het project was recente ontwikkelingen in de sturing of "governance" van het wetenschaps- en innovatiesysteem nader te analyseren en te vergelijken. De studie bestond uit een combinatie van desk research, een 30-tal casestudies naar het hoe en waarom van recente wijzigingen in STI governance in de negen participerende landen alsmede een survey onder direct betrokkenen bij het wetenschaps- en innovatiebeleid in de participerende landen. In Nederland zijn vier cases nader geanalyseerd, te weten:

  • Oprichting en continuering InnovatiePlatform;
  • Innovatieprogramma’s Nieuwe Stijl;
  • Diverse investeringsimpulsen in de kennisinfrastructuur op basis van de aardgasbaten;
  • Pieken in de Delta als voorbeeld van nieuwe stijl regionaal innovatiebeleid.

De survey was vooral gericht op identificatie van thema´s die van belang worden geacht in het toekomstige wetenschaps- en innovatiebeleid alsmede de aansturing daarvan. De studie is uitgevoerd door Dialogic in samenwerking met het Finse onderzoeks- en adviesbureaus GAIA.

Begin juni 2008 is het eindrapport van het zogenaamde VISION Era-Net project gepubliceerd. In totaal negen Europese landen waaronder Nederland hebben geparticipeerd in dit project. Doel van het project was recente ontwikkelingen in de sturing of "governance" van het wetenschaps- en innovatiesysteem nader te analyseren en te vergelijken.

Governance verwijst daarbij naar de systemen en praktijken die de actoren betrokken bij het wetenschaps- en innovatiebeleid gebruiken om beleidsprioriteiten te bepalen, beleid praktisch uit te voeren en inzicht te verkrijgen in impact en effectiviteit van het gevoerde beleid. In de meeste landen is sprake van een zogenaamde horizontalisering van wetenschaps- en innovatiebeleid. Dit betekent dat naast wetenschappelijke excellentie en economische groei ook andere doelstellingen worden nagestreefd zoals het actief inzetten van wetenschap en innovatie voor allerhande maatschappelijke vraagstukken. In de praktijk betekent dit dat meer spelers, departementen en maatschappelijke organisaties betrokken raken bij het wetenschaps- en innovatiesysteem en de aansturing daarvan. De studie biedt inzicht in de wijze waarop de negen landen omgaan met de steeds complexere aansturing van wetenschap en innovatie en biedt belangrijke beleidslessen.

Het rapport noemt 10 overall conclusies. De eersten luidden als volgt:
1. Alle landen worden geconfronteerd met de trend naar meer horizontale, open en maatwerkoplossingen in het wetenschaps- en innovatiebeleid. De participerende landen bevinden zich in verschillende fases wat betreft implementatie hiervan. Elk van de landen worstelt hiermee op de eigen karakteristieke wijze. In nagenoeg alle landen wordt deze transitie beschouwd als een kans om de vormgeving van en sturing in het wetenschaps- en innovatiebeleid (STI governance practices) kritisch tegen het licht te houden.
2. Het wetenschaps- en innovatiebeleid heeft zich ontwikkeld tot een volwassen of gevestigd beleidsterrein. Met de veelal gestaag toenemende budgetten hiervoor en de vaak prominente positie op de politieke agenda is de vraag "wat levert dit beleid ons nu op?" volop aan de orde. Vooralsnog lijken de bestaande STI governance systemen onvoldoende in staat om de uitdagingen op het gebeid van een verbredend STI-beleid het hoofd te beiden c.q. zichzelf voldoende te vernieuwen.
3. Veranderingen in STI governance zijn niet volledig rationeel en niet los te zien van de politieke cultuur van een land of regio. Die culturen verschillen nogal tussen landen, maar er zijn in de praktijk twee complementaire modi te onderscheiden. De formele, hiërarchische "governance mode" wordt aangevuld met meer informele, netwerk en vaak meer bottom-up gedreven vormen van governance. Landen die - soms noodgedwongen - meer vertrouwen op de tweede wijze zijn niet noodzakelijkerwijze minder effectief als het gaat om aansturing van het wetenschaps- en innovatiesysteem.
4. Het formuleren en implementeren van een coherente (sterk verbrede) nationale wetenschaps- en innovatiestrategie vergt een behoorlijke strategische intelligentie in het governance systeem. Dit betekent echter niet automatisch dat behoefte bestaat aan een alomvattend ´grand´ STI strategie.
5. Nieuwe uitdagingen op het gebied van wetenschap en innovatie vragen om experimenten met interorganisationele en interdepartementale vormen van sturing en coördinatie. Er zijn verschillende succesfactoren geïdentificeerd om dergelijke vehikels voor het creëren van gecoördineerd en coherent STI beleid tot een succes te maken.

  • Projectnummer
    2007.030
  • Opdrachtgever(s)
    Gaia Consulting Oy
    Ministerie van Economische Zaken
meer weten over dit onderwerp? Neem contact op met Pim den Hertog
Partner