Internationale herkenbaarheid van benaming en titulatuur in het hbo

Dialogic heeft voor het Ministerie van OC&W een evaluatie uitgevoerd naar de internationale herkenbaarheid van benaming en titulatuur in het hbo. In concreto gaat het dan om de invoering van de titels Bachelor of Science (BSc) en Bachelor of Arts (BA) in het hoger onderwijs, de benaming ‘Universities of Applied Sciences’ voor hogescholen, en het feitelijke gebruik van Engelstalige namen voor de functie van ‘lector’ in het buitenland. De resultaten van deze studie zijn onlangs naar de Eerste Kamer gestuurd. Download hier de Kamerbrief.

HBO-afgestudeerden mogen vanaf 2014 ook de titels BSc of BA voeren. Tot die tijd was dat recht voorbehouden aan afgestudeerden van universiteiten. Een belangrijk juridisch argument voor de gelijkstelling was (en is) dat opleidingen die tot eenzelfde niveau opleiden, dezelfde titels zouden moeten voeren. In het internationale stelsel zijn Nederlandse hogescholen en universiteiten immers op hetzelfde niveau ingeschaald (namelijk EQF6). Een praktische reden was dat het gebruik van niet-standaard titels hbo-afgestudeerden zou hinderen bij het studeren en vinden van een baan in het buitenland. Andersom geredeneerd zou dan de internationale mobiliteit van hbo-studenten ten opzichte van wo-studenten moeten zijn toegenomen vanaf 2014. Dit blijkt niet het geval te zijn: bij de uitstroom van Nederlandse studenten is het verschil met het wo gelijk gebleven, bij de instroom van buitenlandse studenten is het verschil toegenomen.

Figuur 1. Percentage hbo- en wo-studenten dat tijdens studie hoger onderwijs buiten Nederland heeft gevolgd, 2001-2017 (bron: Studentenmonitor)

 

Figuur 2. Totaal aantal internationale studenten in Nederland, 2006-2018 (bron: Nuffic)

 

Een praktisch argument tegen de gelijksteling was dat het gebruik van dezelfde titels door hogescholen en universiteiten tot onduidelijkheid zou leiden voor de samenleving, en dan met name voor werkgevers. In 2020 (dus zes jaar na het begin van de gelijkstelling) zijn de meeste Nederlanders nog niet op de hoogte van het feit dat afgestudeerden met een BSc/BA-titel zowel van een universiteit als van een hogeschool afkomstig kunnen zijn.

Tabel 1. %antwoorden ‘welke opleiding heeft een BSc/BA gevolgd?’’, Nederlandse bevolking naar positie op de arbeidsmarkt, 2020

 

Overigens hechten Nederlandse werkgevers sowieso relatief weinig waarde aan titels – in dat opzicht is de kwestie over de eventuele verwarring die zou bestaan niet zo relevant.

Figuur 3. Belangrijkste factoren die werkgevers van belang achten bij het aannemen van jonge hoogopgeleide mensen, Werkgevers survey 2020, gemiddelde score {0…10} en spreiding

Wat betreft de Engelstalige benaming voor hogescholen ‘Universities of Applied Sciences’, lijkt de analogie met de invoering van de titel ‘Bachelor of Science’ voor de hand te liggen. De betekenis (pragmatiek) van de twee labels is wezenlijk anders. Bij ‘Bachelor of Science’ zit de meerwaarde in de combinatie van de woorden als geheel: bachelor-of-science. Bij ‘University of Applied Sciences’ zit de meerwaarde vooral in het eerste woord: ‘university’. Voor de (h)erkenning in andere landen is vooral het gebruik van het begrip ‘university’ van belang. Een beeld dat unaniem wordt gedeeld door de respondenten is dat de internationale herkenbaarheid is vergroot omdat hogescholen in Nederland de term ‘university’ mogen gebruiken. Dat begrip is gemeengoed in alle landen.

Het gebruik van de benaming UAS heeft de positionering van hogescholen in het buitenland versterkt. De meerwaarde van het label ‘university (of applied sciences)’ speelt vooral bij het aangaan van samenwerkingen met buitenlandse hoger onderwijsinstellingen. De brede introductie van UAS heeft niet per se geleid tot meer mogelijkheden tot samenwerkingsverbanden, maar het aangaan van die verbanden gaat soepeler en geeft minder vragen, en daardoor kan men sneller naar de inhoud.

Hogescholen kennen sinds 2001, net als hoogleraren aan universiteiten, stafleden die als kerntaak hebben om op een bepaald specifiek thema (hun leerstoel) leiding te geven aan het onderzoek binnen hun instellingen. In Nederland is de aanspreektitel ‘professor’ exclusief verbonden aan de functie van hoogleraar op een universiteit. In het buitenland is de benaming ‘professor’ geen beschermde titel. De benaming wordt in sommige landen ook zeer breed gebruikt. Een lector heeft in het buitenland de keuze om het specifieke Nederlandse begrip ‘lector’ te gebruiken – wat een lange uitleg vereist – of om zich aan te sluiten bij de praktijk in het land – en het generieke begrip ‘professor’ te gebruiken. Lectoren hoeven zich in het Engels geen ‘professor’ te noemen maar ze mogen dat wel. Over het algemeen laten hogescholen het aan de lector zelf over hoe deze zich in het buitenland noemt. Deze bottom up benadering lijkt in de praktijk goed te werken. Lectoren hebben hun eigen netwerken, en die zijn sterk persoonsgebonden. Al naar gelang de aard en structuur van deze netwerken, en van de landen waar men actief is, maakt elke lector haar of zijn eigen keuzes. Uit de interviews met internationaliseringsexperts en international offices komt naar voren dat de titel ‘professor’ in het buitenland algemeen in gebruik is, en dat het eerder verwarrend zou zijn om dezelfde titel niet dan wel te gebruiken. Uit de survey onder lectoren blijkt dat slechts een klein deel (3%) van de lectoren in correspondentie gebruik maakt van de benaming ‘professor’ – zonder toevoeging (22% bij langere introducties). De benaming ‘professor’ met toevoeging (‘of applied sciences’ of ‘at a University of Applied Sciences’) wordt veel vaker gebruikt: 44% in correspondentie en 58% in introducties.

Lees hier de Kamerbrief met de beleidsreactie op het onderzoek.

  • Publicatienummer
    2019.150-2003
  • Publicatiedatum
    5 juni 2020
  •  
  • Projectnummer
    2019.150
  • Opdrachtgever(s)
    Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
meer weten over dit onderwerp? Neem contact op met Robbin te Velde
Principal consultant